Meneer en mevrouw Dessicy schonken de Stichting een 40-tal brieven van Hergé die gericht zijn aan Marcel Dehaye, zijn privésecretaris. De brieven dateren uit 1947-1949 en zijn nu in veilige handen. Ze zullen bewaard worden in de Bibliotheca Wittockiana in Brussel.
Het betreft privé-correspondentie, bijna exclusief in handschrift en soms spontaan geïllustreerd, tussen de vader van Kuifje en Marcel Dehaye, die zowel zijn vriend, vertrouweling als privésecretaris was. Hergé verbleef toen in Zwitserland. Een groot deel van deze correspondentie gaat over professionele aangelegenheden.
De inhoud van de briefwisseling is bekend. Uittreksels ervan werden gepubliceerd in twee biografieën van Hergé: die van Benoît Peeters (‘Hergé. Zoon van Kuifje’ bij Flammarion in 2002) en die van Philippe Goddin (Hergé: levenslijnen’, bij Moulinsart in 2007).
Het is dankzij Guy en Léona Dessicy dat dit erfgoed niet verspreid raakte en in België bleef. Het geheel kwam kort na de dood van Marcel Dehaye in bezit van de familie Dessicy. De erfgenamen van Dehaye waren op de hoogte van de band die er bestond tussen de familie Dessicy en Marcel Delhaye enerzijds en Hergé anderzijds.
Guy Dessicy leerde Hergé reeds op 12-jarige leeftijd kennen en kreeg na zijn studies aan de academie van Hergé het voorstel om met hem samen te werken. Hergé leerde hem ook het vak van colorist. Vervolgens richtte Guy Dessicy een reclamebureau op. Vanaf 1953 en gedurende een 30-tal jaren werkte hij mee aan de bloei van talrijke Brusselse cultuurhuizen. In de jaren ’80 lag hij mee aan de basis van de oprichting van het Belgisch Stripcentrum in Brussel.
Door de filantropische actie van meneer en mevrouw Dessicy wordt indirect ook de aandacht van het grote publiek getrokken op het Cauchie Huis, nog een juweel van het nationaal erfgoed, waarin het koppel veel energie en middelen stak. Dit woonhuis van de architect Paul Cauchie, gebouwd in 1905 langs het Jubelpark in Etterbeek, wordt beschouwd als één van de mooiste Art nouveau huizen in Brussel.