De Apotheose van Grétry

Grétry had in Parijs - zowel tijdens als na het Ancien Régime - zo'n grote faam verworven dat als een portret van de componist tentoongesteld werd op de Salon de schilder of beeldhouwer op slag zelf ook bekend werd. Velen voelden zich dan ook geroepen, zoals onder meer Marguerite Gérard, Elisabeth Vigée-Lebrun en Augustin Pajou. Stuk voor stuk probeerden de kunstenaars de trekken van die geniale man te vatten, vanuit een invalshoek die dicht aanleunde bij die van J.J. Rousseau.

Luik kon niet achterblijven bij deze beweging uit Parijs, die zijn beroemde telg zoveel eer betoonde.

Ook Joseph Dreppe ging de uitdaging aan. Hij maakte evenwel geen portret van de componist, die hij - hoewel hij bijna zijn volle tijdgenoot was - waarschijnlijk al jaren niet meer in levenden lijve had gezien. Hij beeldde Grétry daarentegen af in volle creatieproces, gezeten aan de pianoforte, in zijn bibliotheek bezaaid met partituren (van onder meer Céphale et Procris, L’Ami de la maison en Le Huron). De muzikale compositie is zo bekoorlijk en ontroerend (het gaat om het kwartet uit Lucile, Où peut-on être mieux qu’au sein de sa famille) dat Euterpe, de muze van de lyrische poëzie, al harp spelend verschijnt, in het gezelschap van Mars, god van de kunsten, om Grétry met de lauwerkrans te tooien. De buste van Marie-Antoinette, die Dreppe in de rug van de musicus positioneert, verwijst naar het feit dat de koningin zijn leerlinge, beschermster en raadgeefster was.

Joseph Dreppe werd in 1737 geboren in Luik. Hij kreeg daar zijn vooropleiding en trok vervolgens naar Rome, naar de befaamde Stichting Darchis. Daar ontmoette hij wellicht Grétry in eigen persoon. Eenmaal terug in Luik benoemde prins-bisschop Velbrück hem tot professor aan de Academie. Vervolgens schopte hij het in 1784 onder prins-bisschop Hoensbroeck tot directeur, ter vervanging van Léonard Defrance, die als te vrijzinnig of antiklerikaal werd beschouwd. Dreppe sloot zich daarop spontaan aan bij het nieuwe revolutionaire regime. De kunstenaar maakte furore met zijn tekeningen en gravures en ook met enkele schilderijen, waaronder dit werk. Het dateert waarschijnlijk van de jaren 1782 en volgende – d.w.z. ná de hommage aan Grétry vanwege de Société de l’Emulation maar vóór de val van de Franse monarchie.

Het werk maakte deel uit van de collectie van Jean-Pierre Stroobant de Saint-Eloy, de in 2019 overleden Bergense verzamelaar van achttiende-eeuwse werken. Hij schonk zijn verzamelingen aan de Koning Boudewijnstichting, om ze te bewaren en toegankelijk te maken voor het brede publiek. Trouw aan die missie geeft de Stichting L’Apothéose in langdurige bewaring bij het Grétrymuseum.

Type: 
Schilderij
Material / technique: 
Olie op doek
Type of acquisition: 
Schenking van Jean-Pierre Stroobant de Saint-Eloy
Year of acquisition: 
2019
Depository institution: 
Grétrymuseum, Luik
Collection: